In verband met drukke agenda’s en geografische afstanden zijn we genoodzaakt om ons kwart jaarlijks interview, deze keer met Sytse Zuidema, via een internetverbinding af te nemen. Sytse is hoogleraar Ouderengeneeskunde en dementie aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en ook actief als specialist ouderengeneeskunde bij De Hoven in Groningen. Een man met het hoofd in de wetenschappelijke wolken, maar met de voeten in de klei van de ouderenzorg. Én met een warme interesse voor technische innovatie. Een interessant gesprek over oudere mensen, onbegrepen gedrag, technologische ambities en Groningse nuchterheid..
Sytse is zijn carrière begonnen als arts met een bijzondere affiniteit voor wetenschappelijk onderzoek. Na enkele omzwervingen belandt hij als jonge arts min of meer toevallig in een verpleeghuis en wordt zijn belangstelling gewekt door het multidisciplinaire karakter en de enorme complexiteit van de ouderenzorg. De ingewikkelde combinatie van kwetsbaarheid, co-morbiditeit (i.e., meerdere aandoeningen naast elkaar) en het verborgen karakter van de oudere vindt hij meteen boeiend. De persoonlijke levensverhalen, verwachtingen, wensen en verlangens van de oudere client vormen een puzzel waaruit je als arts met veel geduld en toewijding de juiste behandelingsbeslissingen -met meeste slagingskansen- kunt destilleren. Hij wordt ook gegrepen door de bijzondere broosheid van de persoon met dementie en haar omgeving en probeert in het bijzonder de problematiek van het zgn. onbegrepen gedrag van de mens met dementie te doorgronden. Dit betreft gedrag van de persoon met dementie dat door deze persoon zelf en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar wordt ervaren, bijvoorbeeld schreeuwen, argwaan, loopdwang, of (nachtelijke) onrust.
“Een 80-jarige oudere heeft 80 jaar op deze aardbol rondgelopen met boeiende verhalen en persoonlijke ervaringen. ”
Samen kennis maken
Sytse geeft leiding aan het Universitair Netwerk Ouderenzorg (UNO) van UMCG, waar samen kennis “gefabriceerd” wordt door wetenschappelijk onderzoek te doen, kennis over optimale ouderenzorg te delen, en deze uitkomsten te implementeren in zorg en onderwijs. Dat gebeurt met een team van onderzoekers, professionals in de ouderenzorg, leden van het cliëntenpanel UNO-UMCG, vertegenwoordigers van het onderwijs, en implementatie- en communicatieadviseurs. Vijf kennisthema’s staan centraal: probleemgedrag, medicatieveiligheid, zorgethiek, samenwerken in de 1e lijn en (als laatste…) pijn, functioneren en welbevinden. Het UNO cliëntenpanel bestaat uit 20 ouderen die allen over relevante ervaring beschikken om de bewoners van het verzorgingstehuis te kunnen vertegenwoordigen. Zij fungeren als een waardevol klankbord waarbij ze opkomen voor de belangen van de client.
Wat is de rol van technologie in de huidige zorgpraktijk?
De inzet van technologie in de zorg staat volgens Sytse in Groningen nog in de kinderschoenen. Het is nog geen standaard onderdeel van de alledaagse zorg, en wordt relatief beperkt ingezet. “Sensoren, zoals bij een bedhek of een deur, worden tot nu toe slechts op beperkte schaal toegepast, en bij het gebruik ervan is er altijd ook de overweging wat het betekent voor de privacy van de bewoner.” Sytse geeft wel aan dat soms door het gebruik van sensoren, andere, meer ingrijpende maatregelen kunnen worden voorkomen. Het is vooral belang om het gebruik van sensoren veel slimmer in te zetten: beperkt en gepersonaliseerd op het specifieke profiel van de client en goed geïntegreerd in het zorgproces waarbij ook de zorgmedewerker voortdurend betrokken is. Met het MOOD-Sense project tracht Sytse, samen met zijn collega’s, deze nieuwe manier van werken met technologie in de praktijk te onderzoeken.
MOOD-Sense: sensortechnologie inzetten om onbegrepen gedrag te kunnen voorspellen.
Een persoon met dementie heeft door het karakter van de ziekte vaak moeite om zich te uiten en dientengevolge verloopt communicatie met zorgverleners niet meer zo soepel. De verzorgende die getraind is voor dementiezorg, is daarom vaak aangewezen op observaties van het gedrag van bewoners om inzicht te krijgen in zijn of haar wensen en verlangens op dat moment. “Daarbij is objectieve gedragsobservatie vrijwel uitgesloten”, aldus Sytse. “De ene zorgverlener ervaart namelijk bepaalde kenmerken van gedrag als onbegrepen gedrag en een andere zorgverlener niet of minder. De interpretatie is per persoon verschillend en ten gevolg daarvan de reactie daarop ook”.
“Daarnaast is er ook vaak geen tijd om ongewenst gedrag met een juiste behandeling acuut aan te pakken”, aldus Sytse. “Er gaat tijd overheen voordat de psycholoog en de zorg een behandelplan uitkiezen dat vaak pas dan na 6 weken ingezet kan worden”.
Dit kan beter en efficiënter volgens Sytse. Om het welzijn van de persoon met dementie en haar omgeving te verhogen is het zaak om onbegrepen gedrag eerder te identificeren, en ook sneller adequaat te reageren. Dit is de centrale doelstelling van MOOD-Sense. MOOD-Sense staat voor MOnitoring Onbegrepen gedrag bij Dementie met behulp van sensortechnologie, een gezamenlijk onderzoeksproject van het UNO-UMCG en het lectoraat Sensors en Smart Systems van Hanzehogeschool Groningen (prof. Heinrich Wörtche).
Sytse wil daarom graag met MOOD-Sense een objectief meetinstrument ontwikkelen dat met behulp van standaardisering en vastleggen van gedrag sneller kan reageren en onafhankelijk is van een gangbare subjectieve beoordeling. Een bijzondere rol voor technologie is daarbij weggelegd om met één of meerdere sensoren (bijvoorbeeld een bed-sensor, een slim horloge, of een schoensensor) het gedrag te kunnen vangen en registreren zoals het zich in de praktijk voordoet.
…”als je er eerder bij bent kun je zorgen dat het gedrag niet ontspoort”
Sinds 2019 is Sytse bezig met het onderzoek naar deze combinatie van intelligente sensortechnologie om onbegrepen of relevant gedrag van een bewoner (waarvan de zorg vindt dat het de moeite waard is om voor gewaarschuwd te worden) van te voren te zien aankomen. Dit met het doel om zo specifiek mogelijk te omschrijven welke sensoren waar en wanneer ingezet moeten worden om aan de ene kant een overkill aan meldingen te voorkomen en aan de ander kant de bewoner zo min mogelijk te hoeven monitoren, ook om haar privacy te beschermen.
De ontwikkelde sensortechnologie moet gaan dienen als waarschuwingssysteem voor zorgmedewerkers. Doordat het sensorsysteem de voorspellende kenmerken van onbegrepen gedrag eerder signaleert, kunnen zorgmedewerkers tijdig gewaarschuwd worden. Zo kan bijvoorbeeld de hartslag van mevrouw Jansen een indicator zijn voor ontstemdheid. Hierdoor kunnen zorgmedewerkers sneller handelen om escalaties te voorkomen.
”Van te voren spreek je af voor welk gedrag je gewaarschuwd wil worden”
Met de persoon met dementie centraal, wil de zorg graag begrijpen wat een bepaalde situatie voor een persoon betekent, om zo de geschiktste combinatie van monitoring in te zetten. “Dit maakt het tegelijk ook complexer, omdat dit per persoon verschillend is”, aldus Sytse. “Als een gewone bewegingsmeter veel ‘blokjes om’ registreert betekent dit dan onrust of vindt meneer de Vries het juist fijn om lekker te bewegen? Waar ligt het omslagpunt? Dat is voor iedereen anders. Je probeert dus een algoritme te bouwen dat past bij het specifieke gedrag van de client om te zorgen dat het ook beter mogelijk onbegrepen gedrag voorspelt.”
“Bijvoorbeeld bij mevrouw Janssen, die vaak boos roepgedrag vertoont, worden sensoren gebruikt voor hartslag en geluid en bij de heer der Vries, die dwaalgedrag vertoont, worden hartslag en gelopen afstand gemeten. In de praktijk betekent beperkte dataverzameling van MOOD-Sense dat we alleen die sensoren hoeven in te zetten die nodig zijn en ook nog op beperkte momenten van de dag. Met deze getrapte wijze van inzetten van sensoren beperken een overkill aan meldingen en data, en verhogen de privacy van de persoon met dementie. Dit werkt kostenbesparend en verhoogt de algemene dataveiligheid.”
Toolbox van adviezen gebaseerd op ervaringen van dokters en psychologen
Een voordeel van behoefte gestuurde monitoring is natuurlijk om zo snel mogelijk in te grijpen voordat gedrag ontspoort. Er bestaat helaas nog geen catalogus of handleiding om probleemgedrag snel en “on the spot” te voorkomen. Daarvoor stelt Sytse voor om de expertise van psychologen en artsen naar voren te halen en vast te leggen wat passend is bij veel voorkomend probleemgedrag van een bepaald persoon. Daarbij vraagt elke fase van onbegrepen gedrag een ander interventiegedrag, bijvoorbeeld bij een uit de hand gelopen situatie waarbij een bewoner met een stoel begint te gooien, zorg je eerst dat de andere bewoners in veiligheid worden gebracht.
Een blik op de toekomst: “Nog een hele wereld te winnen….maar we moeten het straks vooral thuis zien te redden…..”
Sytse spreekt vol geestdrift en deskundigheid over de plannen rond MOOD-Sense. Maar hij is ook een nuchtere realist. MOOD-Sense is nog in de beginfase en moet zich nog bewijzen in de praktijk. Om een positieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de zorg en de zorgmedewerker zelf een prettigere werkomgeving bieden wil Sytse technologie en juiste persoonsgerichte zorg samenbrengen, maar het systeem moet natuurlijk ook geaccepteerd en gebruikt worden door de mensen in de zorg. “Je zult dus de medewerker moeten uitleggen en overtuigen dat technologie juist kan bijdragen aan persoonsgerichte warme zorg. Bij het bouwen en definieren van het systeem zul je daarom ook moeten aansluiten bij de taal van de zorgverlener. Zij moeten ook bepalen voor welk gedrag het de moeite waard is om een waarschuwingssysteem te bouwen. Het systeem staat of valt met de betrokkenheid van de zorgmedewerkers die de sensoren (beperkt) gaan inzetten, en ook zelf op de sensoren moeten gaan vertrouwen”.
Dit kan in het begin lastig zijn, zo weten we. Naast de technologische veranderingen in het werkproces vormen ook de sociale veranderingen nog een uitdaging waar je rekening mee moet houden. “Door de grote toename van de zorgvraag zal technologie noodzakelijkerwijs het werk van mensen in de komende jaren gaan veranderen”. Volgens Sytse moeten we hier in de zorgopleidingen al meer aandacht aan geven. Dat kan de barrières wegnemen die een goede implementatie van technologische toepassingen in de zorgpraktijk in de weg staan.
Soms mist Sytse het design-thinking in Groningen, “je wilt systemen hebben die zo gebruikersvriendelijk mogelijk, intuïtief en het minst tijdrovend zijn”. Hier liggen ook kansen voor samenwerking met andere partijen, zoals het ECDT.
Tot slot uit Sytse zijn zorgen over de toekomst, omdat er steeds minder zorgverleners voor een groeiend aantal ouderen zullen moeten zorgen. Ondersteuning met zorgtechnologie kan daarbij helpen. Volgens hem zit de echte noodzaak namelijk thuis. De uitdaging en urgentie zitten vooral in de thuiszorg, de oudere die zo lang mogelijk in haar eigen omgeving wil of moet blijven wonen, dit feit vormt straks nog een groter probleem dan de situatie in het verpleeghuis. Deze omgeving vraagt ook andere stakeholders zoals de wijkzorg en een totaal andere serviceaanpak. En hierbij geldt nog meer dat technologie geen vervanging is, maar aanvullend gebruikt moet worden….
Voordat we de connectie met Groningen verbreken spreken we af elkaar ook snel weer in persoon op te zoeken. De eerste gelegenheid biedt zich gelukkig al spoedig aan: na de zomervakantie, op 7 September, vindt bij het Alzheimer Centrum Groningen een interessant symposium plaats: “Cognitieve Stoornissen en Dementie bij ziekten en hun behandelingen”, waar we vanuit ECDT ook een bijdrage zullen leveren.
MOOD-Sense, Monitoring onbegrepen gedrag met Sensortechnologie, is een samenwerkingsverband tussen het lectoraat Sensors en Smart Systems (Prof. Heinrich Wörtche) van de Hanzehogeschool en het Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-UMCG (Prof. Sytse Zuidema), ouderenzorgorganisaties en bedrijven. MOOD-sense ontwikkelt een op sensortechnologie gebaseerd monitoringssysteem om onbegrepen gedrag bij mensen met dementie of andere zorgproblemen op te sporen om tijdig passende zorg te leveren.