Henk Herman Nap zet zich al twintig jaar in voor implementatie en ontwikkeling van digitale zorg en technologie. Met een passie voor co-design en waardebepaling ontwikkelt hij innovaties die de autonomie en het welzijn van ouderen versterken.
“Toen ik vijf was, was mijn vader huisarts in een klein dorp in het oosten van het land. Hij zei eens: ‘Er is een mevrouw Bosch in het bejaardencentrum die best wel alleen is. Zou je het leuk vinden om daar elke week langs te gaan?’ Nou ja, prima.”
Kun jij jezelf kort introduceren aan ons?
Ik ben Henk Herman Nap, coördinator Digitale Zorg bij Vilans. Daarnaast ben ik één dag per week hoogleraar bij HTI en het ECDT. Ik werk eigenlijk al zo’n twintig jaar met zorgtechnologie en digitale zorg. Uiteraard ter ondersteuning van de cliënt, de medewerker en de mantelzorger. In 2008 ben ik gepromoveerd aan de TU Eindhoven op onderzoek naar stress bij senioren tijdens computergebruik, de oorzaken daarvan en hoe je dit kunt reduceren. Daarna heb ik hier nog drie jaar gewerkt als postdoc in het Game Experience Lab, met focus op senioren en gaming. Hun behoeften, wensen, barrières en designvereisten stonden daarbij centraal. Echt een leuke tijd. Daarna heb ik ook een tijd bij Smart Homes gewerkt en veel Europese projecten gedaan, ook op het gebied van dementie. Veel ontwikkel- en R&D-trajecten dus.
Ik woon verder in Dalfsen met mijn gezin: drie kinderen van 18, 15 en 13 jaar. Allemaal pubers, wat een leuke, maar ook uitdagende tijd is thuis. Ik ben getrouwd met Joyce, zij is coördinator van een hospice en heeft veel ervaring in de zorg. Verder heb ik veel hobby’s: ik houd van muziek, tuinieren, literatuur en reizen.
Jullie zijn een beetje een powerkoppel in de zorg als ik het zo hoor. Hebben jullie het ook veel over jullie werk onderling?
Ja, we praten dagelijks over ons werk, soms wel 1 à 2 uur per dag. We hebben allebei ons verhaal: ik focus vooral op digitale zorg en technologie, hoe het landt, en waarom implementatie soms niet lukt. Vaak breng ik ook innovaties in die misschien relevant zijn voor haar werk. Joyce praat vooral over hoe je zorg organiseert met steeds minder mensen en de veranderende rol van zorg. Bijvoorbeeld in verpleeghuizen, waar hospicezorg steeds belangrijker wordt.
Het leuke is dat we elkaar inspireren. Ze probeert soms dingen uit die ik aandraag, bijvoorbeeld technologieën die ik tijdens mijn werk tegenkom. Dat gebeurde al toen ze verpleegkundige was en gebeurt nu ook voor het hospice.
Die oudere mens lijkt een rode draad in jouw wetenschappelijke carrière. Wat trekt jou daarin?
Dat is al heel vroeg ontstaan, denk ik. Toen ik vijf was, was mijn vader huisarts in een klein dorp in het oosten van het land. Hij zei eens: “Er is een mevrouw Bosch in het bejaardencentrum die best wel alleen is. Zou je het leuk vinden om daar elke week langs te gaan?” Nou ja, prima. De deal was natuurlijk dat mevrouw Bosch altijd snoepjes, koekjes en ranja had.
Ik ging daar dan een half uur tot een uur zitten, terwijl ze vertelde over het leven, over haar klachten, en over haar dagelijkse bezoekjes aan de apotheek. Soms hielp ik haar met kleine dingetjes, zoals de televisie. Ik ben daar eigenlijk tot mijn twaalfde of dertiende naartoe gegaan, zelfs toen het wat slechter met haar ging.
Door die ervaring ontstond er een band met ouderen en hun uitdagingen, bijvoorbeeld hoe ze soms moeite hebben met technologie. Dat zag ik ook bij mijn opa en oma. Van nieuwe radio’s tot de opkomst van computers: ik vond het interessant om te kijken hoe je ouderen daarin kunt ondersteunen.
Je noemde al even de televisie. Dat lijkt met afstand de meest populaire technologie in de woning van ouderen. Hoe kijk jij aan tegen de mogelijkheden van technologie in de ouderenzorg? En waar loop je tegenaan bij het benutten van die mogelijkheden?
Dat is inderdaad een grote vraag. Enerzijds zien we veel kansen, anderzijds lopen we tegen uitdagingen aan. De groep ouderen is enorm divers: ze verschillen in ervaring, cognitie, perceptie en generatie. Dat maakt het complex om technologie voor hen te ontwikkelen.
Wat we in de praktijk zien, is dat de acceptatie bij cliënten vaak groter is dan bij jongere zorgmedewerkers. Een mooi voorbeeld komt uit Brabant, waar smart glasses zijn geïntroduceerd in de zorg. Cliënten reageren daar vaak positief op, terwijl verpleegkundigen terughoudender zijn. Ze vragen zich af: “Wat is dit? Heb ik dit wel nodig? Neemt dit mijn baan over?”
Gelukkig hebben we ook vooruitgang gezien. Bijvoorbeeld met directe touch devices zoals smartphones, die ouderen nu veel gemakkelijker gebruiken.
Waar denk je dat de grootste behoeften liggen bij cliënten die door technologie geadresseerd kunnen worden?
De grootste behoeften liggen vooral op het gebied van autonomie en zelfredzaamheid, met name bij jongere ouderen. Technologie kan hen helpen om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te wonen.
Daarnaast speelt sociaal contact een belangrijke rol: contact met familie en betekenisvolle anderen. Ook veiligheid is een grote behoefte, vooral bij langer thuis wonen.
Een mooi voorbeeld is de wasrobot waar we vorig jaar een pilot mee hebben gedaan. Het systeem wast cliënten volledig zelfstandig en wordt goed ontvangen. Het biedt ouderen waardigheid en privacy, omdat ze minder afhankelijk zijn van zorgmedewerkers.
In jouw rol bij Vilans: waar zetten jullie het meest op in qua innovatie en implementatie?
Bij Vilans zetten we in op de vanzelfsprekende inzet van digitale zorg. Om daar te komen, richten we ons op drie pijlers:
1. Co-design: Technologie ontwikkelen samen met de doelgroep, zodat hun behoeften, wensen en mogelijkheden worden meegenomen.
2. Waardebepaling: Zowel de praktische als ethische waarde van technologie in kaart brengen. Denk aan technologieën voor ouderen met dementie of meervoudige beperkingen.
3. Verantwoord innoveren: Nadenken over de impact van technologie, niet alleen nu, maar ook over vijf tot tien jaar. Hoe beïnvloedt technologie bepaalde waarden, zoals autonomie of vrijheid?
Ook balanceren we tussen standaardisatie en maatwerk, zodat technologie kan opschalen maar toch aansluit bij de gebruiker.
Zou het dan ook een idee zijn wellicht om technologie al, eigenlijk zonder zorgbehoefte per se, al te introduceren? Dus dat het niet per se zorgtechnologie is, maar een ander gezicht heeft in leven waar mensen allemaal mee leren leven?
Ja, ik ben daar enorm voorstander van. Ik vond het heel bijzonder dat, goed, het is een N=1-verhaal. Mijn ouders hadden in hun woning een alarmsysteem. Dat waren passieve infraroodsensoren. Dit gaf mijn moeder een stukje veiligheid. Ze vond dat prettig. Ze was wel wat angstig in huis, maar mijn vader was dat niet. Terwijl, als je hetzelfde systeem zou introduceren, maar het een andere naam zou geven, zoals leefpatroonmonitoring, dan is het niet voor mij. In principe doet het systeem ongeveer hetzelfde. Je zou bepaalde technologieën dus al vroeg kunnen introduceren. Mensen raken eraan gewend. Ze weten dat het een passieve infraroodsensor is, geen camera, et cetera. En na verloop van tijd, als het nodig is, kun je het systeem anders inzetten. Dit geldt ook voor apps. Dus ik ben voorstander van het eerder introduceren van technologie, maar dan misschien voor een andere functie. Neem bijvoorbeeld tablets. Je kunt een tablet gebruiken voor communicatie of voor andere dagelijkse activiteiten. Uiteindelijk kan hetzelfde apparaat helpen bij zaken als dagstructuur. Ik denk dat het goed is om technologie eerder te introduceren, vooral omdat mensen vaak vasthouden aan technologie uit hun eigen generatie. Als technologie toegankelijker wordt, blijven mensen toch vaak terugvallen op wat ze gewend zijn. Dus ja, ik verwacht ook minder acceptatieproblemen later als we technologie vroeg introduceren.
Ja, ik zou nog even willen doorpakken op het onderwerp waardebepaling. Ik weet dat dat jou nauw aan het hart ligt. Hoe breng je de waarde van technologie in de zorg in kaart?
Wat we in ieder geval proberen, is zowel harde als zachte kosten en waarde in eenzelfde waarde te zien. Dus we benaderen het meer als een palet. En over dat palet moet het gesprek gevoerd worden.
Wat is dan je metriek? Is dat euro’s?
In de toekomst zou dat kunnen veranderen, maar momenteel richten we ons vooral op kwaliteit van leven, en we rekenen dat niet om naar euro’s of jaren extra leven. In de zorg, vooral in de langdurige zorg, is dat gewoon niet acceptabel. Je hebt het over mensen en menselijke waarden. Maar we vinden het belangrijk om in kaart te brengen wat een technologie kan besparen, omdat we te maken hebben met enorme uitdagingen, zoals tekorten in de zorg. We willen niet één enkele metriek gebruiken, maar eerder een kwadrant. In dat kwadrant zie je zowel harde kosten als zachte kosten. Harde kosten zijn bijvoorbeeld de kosten van technologie, zoals tijd en geld. Zachte kosten hebben te maken met verandermanagement, training en acceptatie. Je hebt ook baat, bijvoorbeeld in de vorm van welzijn en kwaliteit van leven. Het is belangrijk om te laten zien wat de kosten en baten zijn en dan daarover het gesprek aan te gaan.
Hoe kijk je naar bewijsvoering in de zorg? Zeker als het gaat om technologie, zijn er veel verschillende vormen van bewijs die geaccepteerd worden. Wat zijn processen die de benodigde evidentie opleveren?
Dat is een goede vraag. Aan de ene kant kun je geaccepteerd bewijs krijgen door van tevoren af te spreken welke regels je volgt. Het is essentieel om aan de voorkant te bepalen welke impact we willen zien, zodat je later niet in discussie komt over het bewijs. Dit geldt ook voor zorgverzekeraars en zorgkantoren. Als je vooraf met alle betrokkenen afspreekt wat voor bewijs ze willen zien, voorkom je later problemen.
Daarnaast moet je kijken naar het risico van de technologie. Als de technologie weinig risico met zich meebrengt, zoals bijvoorbeeld een slimme thermometer, dan kun je het bewijsproces misschien iets lichter maken. Maar als het risico hoger is, zoals bij slimme incontinentiematerialen, dan is een zwaardere studie, zoals een RCT (Randomized Controlled Trial), nodig. Flexibiliteit is dus belangrijk. Bovendien moeten we ook naar meer kwalitatief onderzoek kijken en wellicht logdata gebruiken om bewijs te leveren. Het gaat om het vinden van de juiste balans tussen bewijs en risico.
Ik wil ook graag even inzoomen op jouw hoogleraarschap. We zijn ontzettend blij en trots dat we jou aan ons kunnen verbinden. Wat zijn jouw ambities met je leerstoel? Wat hoop je te bereiken met deze rol?
Mijn ambities zijn gericht op het versterken van de samenwerking tussen de zorg, de TU Eindhoven en de projecten vanuit de ECDT. We willen de onderzoeksfocus op co-design en waardebepalingen versnellen. Ik hoop ook dat we de kennis uit de TU Eindhoven en Vilans kunnen inzetten om concrete impact te maken. Daarnaast wil ik het gesprek over technologie in de zorg dichter bij de praktijk brengen, zodat we de wetenschap daadwerkelijk toepassen om de zorg te verbeteren. We willen methodes ontwikkelen om de waarden van technologie goed in kaart te brengen en ontwerpers beter te ondersteunen.
Zijn er terreinen van innovatie waar we nog te weinig naar kijken?
In de langdurige zorg zijn er zeker nog kansen, vooral als het gaat om het gebruik van AI. Innovatie in de zorg is vaak gericht op de medische zorg in ziekenhuizen, maar ik hoop dat we deze innovaties kunnen brengen naar de langdurige zorg. Er is bijvoorbeeld nog relatief weinig technologie die de fysieke belasting in de zorg ondersteunt. Veel verpleegkundigen vallen uit door rugklachten en andere fysieke problemen. We kunnen technologie inzetten om hen te ondersteunen, zowel indirect voor de cliënt als direct voor de zorgprofessionals. Daarnaast is er ook veel te winnen in het niet-zorggerelateerde stukje, zoals warme technologieën die het leven van mensen prettiger maken zonder dat het zorgtechnologie hoeft te zijn.
Waar zie je het ECDT-Vilans over tien jaar?
Ik zie het ECDT-Vilans als een landelijk erkend kennisinstituut voor dementievriendelijke technologie. Ik denk dat we dan internationaal bekend zullen zijn en invloed zullen hebben op hoe technologie in de zorg wordt ingezet, met een focus op de impact die we hebben op mensen. We hopen dat we zowel in Nederland als daarbuiten een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van zorgtechnologieën die echt het verschil maken.
Heb jij nog dingen die je zou willen toevoegen?
Dat ik me ontzettend welkom voel. Dat ik het heel fijn vind om onderdeel te mogen zijn van het ECDT en de TU Eindhoven en dat ik er enorm veel zin in heb.
Dankjewel.